U zocht voorbeeldzinnen met daarin "uur"
Resultaten 61 - 80 van 129
- melkboer: Um zeuven uur muj het melken daon hebben, dan was de melkboer der (Sleen)
- melkenstied: Um vief uur was eerder melkenstied (Barger Oosterveld)
- middag: Hij kan ontholden van twaalf uur tot de middag
- mienen II: *Meinen lig een uur achter kikvorsenneers (Barger Compascuum)
- monsternimmer: De monsternimmer komp vanaovend um vief uur, dus eerder kuj ok niet melken (Eext)
- mot I: Wij hebt het over een natte mot as de biggen van de mot of bint en het uur der nog is en over een dr (Eext)
- nachtwacht: De nachtwacht ludde bij oons 's aovends umme tien uur en 's morgens um vief uur, en dan gonk hij hen (Ruinen)
- oeterlijk II: Uterlijk om 10 uur der weer wezen! (Eexterveen)
- oflopen: Het feest was um ien uur oflopen (Hooghalen)
- opdragen: Het liek wordt um twaalf uur opdreugen (Padhuis)
- opnimmen: Kun ie het kleintie even opnimmen um tien uur, dan is e mörgenvrog misschien nog dreug
- opstellen: 's Middags um ien uur wuur de optocht opsteld (Sleen)
- permissie: Dat café het tot 12 uur permissie
- platgaon: Wij gaot um elf uur plat (Anderen)
- ploetern: Wij hebt wal een uur deur de snei lopen te ploetern (Zwiggelte)
- rateln: De wekker ratelt, het is zes uur (Exlo)
- rebbeln: Zie rebbelt aan ein stuk deur. Wat dei joe neit in ein uur vertellen ken! (Emmer Erfscheidenveen)
- ritsen: Wij kunt het nog net ritsen veur twaalf uur (Borger)
- roeg: Met een haalf uur kan e der weden en ik loop nog roeg en rauw
- rouwen II: Een kou kan ieder uur van de dag begunnen te rouden (Peize)