U zocht voorbeeldzinnen met daarin "muur"
Resultaten 61 - 74 van 74
- stutten: Wij moet die muur stutten, want hie valt um (Borger)
- timmerman: Met 't scheetlood gunk de tummerman kieken of de muur good recht stund (Beilen)
- trekpop: An de muur hangt een trekpop an een touwgie (Eext)
- verspringen: Die muur moej nao twie meter laoten verspringen (Weerdinge)
- verstarken: Ze willen de muur wat verstaarken (Eelde)
- vertanden: IJ moet die muur vertanden (Sleen)
- vielen: De tak vielt an de muur langes (Hooghalen)
- voeg I: De voeg daor in de muur moej oethakken en opnei voegen (Hooghalen)
- waolen: Die muur, die waolt wat (Sleen)
- waterpas: Die muur stiet zuver waterpas, ik heb de waterpas er bij had (Weerdinge)
- wetten: Het broodmes wur um de hoek van de muur wet (Rolde)
- wingerd: Die wingerd döt het daor mooi an de muur (Stieltjeskanaal)
- witten: Ik zal de muur even witten (Roderwolde)
- zwalviesnust: En boeten an de muur