U zocht voorbeeldzinnen met daarin "last"
Resultaten 61 - 80 van 190
- kleuf: De eerste dag op de persmachine heb ie gauw last van kleuven in de handen (Barger Compascuum)
- klier: Ik hebbe vrogger veule last had van opgezette klieren (Koekange)
- koerings: Die hef last van koerings in de mage (Hollandscheveld)
- koorts: Hie hef last van kaolde koortsen (Diever)
- koorts: Hij hef last van de dardedaagse koortsen
- laoge I: In die familie hebt ze veule last van rimmetiek, het zit een beetien in de laoge (Broekhuizen)
- last: Ik heb zo'n last van het bein (Roderwolde)
- last: Hie har der slim last van dat gieneein wat tegen hum zee (Eext)
- last: Dat kind is een hiele last veur die vrouw (Sleen)
- last: Doe hest dien last ok wal op de wagen (Barger Compascuum)
- last: Die eerappelbok is an de last
- last: Het schip hef de last in. Veur de binnenschepen is dat twei ton
- last: Een last zaod is 2100 kilo of 30 mudde (Ruinerwold)
- last: Dat schip hef ein zwore last (Barger Oosterveld)
- last: De last mus boven breder wezen as onder (Klazienaveen)
- last: Aj der last van hebben, muj krabben (Meppel)
- last: Het is de bult z'n eigen schuld dat hij de last moet dragen/Was hij mar naor de smid egaone, die had (Ruinerwold)
- Leiden I: Nou is Leiden in last (Balloo)
- loden III: Hij löp met een loden last
- loes: Men hef meer last van de neten as van de loezen (Gasselte)