U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lang"
Resultaten 61 - 80 van 280
- giest: Hie hef lang legen mor non hef e de giest geven (Oosterhesselen)
- giftig: Ik leuit hum wat te lang staon en toen weur het mannegie giftig (Gasselte)
- gloep I: Hij hef even te lang op de gloepe staon
- griezelig: Hij kun het griezelijk lang volholden (Barger Oosterveld)
- groet II: In dat wasgoed zit dik de groet, het hef te lang legen (Nieuw Dordrecht)
- hakselkist: Het haksel kwam in de hakselkist, die was ien tot anderhalve meter lang en ong.
- halfweg: Wij bint nog mor haalfweg met het overschrieven van dat lang stuk (Eext)
- hamel II: IJ kiekt lang zo hamel niet meer oet aj daon hebt (Sleen)
- handbredte: elk met een handstok, die heur wal twie handbried te lang was
- hangen: Buien kunt lang hangen blieven en de mist blif bie toeren ok lange hangen (Barger Oosterveld)
- hangen: Hij hef der wel lang tegenan hangen
- haortientoppen: IJ zetten een stuk appel op een mes. Die het er ofgreep, mugden ij net zo lang an het haor trekken t (Sleen)
- hazensprong: Mien bes har vrogger een hazensprong in de tebaksduus; die was 10 cm. lang (Sleen)
- helderweg: Hie hef der lang wark met, mor helderweg komp e der klaor met (Sleen)
- hemdsmouw: Die hemdsmouwen bint mij te lang, do mos mij der een stukkien ofknippen (Sleen)
- henpuilen: Hie is lang underwegens west, hie hef aal mor wat henpuild (Eext)
- herumme: Hang daor noe nich zo lang herumme (Nieuw Schoonebeek)
- heugen I: Dat zal hum nog lang heugen (Barger Oosterveld)
- heuikörf: Een heuikörf was ong. 1.20 m. lang, een meter in deursnee, met oren en hol vlöchten (Sleen)
- hittepetit: Het zal niet lang meer duren/Of X wordt kampioen (Sleen)