U zocht voorbeeldzinnen met daarin "best"
Resultaten 61 - 80 van 404
- buur I: Dat ber is niet al te best meer, der mot neug een neie buur um (Eext)
- café: Hij kan nich best een café veurbiekommen (Barger Oosterveld)
- chiffonière: Ik weet nog best dat olde G. seins een sefère har mit keupern ringen der an en wat roodachtig van k (Ruinerwold)
- dag: Dag!, zee maandag tegen dingsedag, hoe giet het mit woensedag? Best, zee donderdag, zeg mar tegen vr (Havelte)
- dagelijks: Hij har best zien dagelijkse brood (Ruinerwold)
- deupen: Deup de stoet mor in de koffie, do kaans het toch niet best bieten (Sleen)
- deurdentied: Deurdentieds kuj het er nog best met doen (Oosterhesselen)
- deurkrummeln: Hij kan nich te best meer, man hij krummelt wal wat deur (Barger Oosterveld)
- deursnee: In deursnee how 't zomer best emölken (Ruinerwold)
- dijen: Het dijt er niet best tuschen die twee
- doen II: Ie kunt het er best mit doun
- domkopt: Hardkopt zint ze, best, maor niet domkopt
- draagzeel: As de draagzeel niet zo best mèer was, kun het wal ies deurkniepen
- drieven: De drievers hebt best dreven op de jacht (Nieuw Dordrecht)
- dunhoedig: Ik bin wat dunhoedig en kan het niet best harden (Buinen)
- duul: Het is gien best riet, het binnen allemaole dulen (Meppel)
- eiland: IJ kunt best een keer kommen, ij woont toch niet op een eiland (Padhuis)
- elstok: Hie hef hum der een best èende met de elstok overstreken
- enkel I: Ik kan niet best lopen, ik heb de enkel verstuukt (Noordscheschut)
- euliedom: Het is een best meinse, mar euliedom (Diever)