U zocht voorbeeldzinnen met daarin "arg"
Resultaten 61 - 80 van 163
- hiemen: De olde baos hef het arg op de borst, hie hiemt 't uut (Hoogeveen)
- hobbelig: Het is is arg hobbelig, dat ridt niet mooi (Hoogeveen)
- hoestdrank: Wij moet hiel arg hoesten en broekt geregeld hoestdrank (Emmen)
- hoggelig: Die vent is zo hoggelijk en arg onfetsoenlijk en graoperig (Ruinen)
- inslinken: Bij het koken kan bladgruunte arg inslinken (Wapserveen)
- kaold: Zien zuster is al een poze arg zeek, mor hij geet er niet hen heuren, want dat is wal zo'n kaolde (Hijken)
- kennelijk: Ik was hum arg kennelijk dat e dat veur mij daon had (Padhuis)
- kinderkoppien: ...en die kinderheufies waren arg bobbelig (De Wijk)
- kloschern II: Hölsen klosten atmet arg (Beilen)
- kluun I: Kluun is arg brokkelig (Smilde)
- kragge II: As een koe arg veul kraggen op de hoorns hef, is hij al beheurlijk old (Geesbrug)
- kriegen: Pas op, dat gieniene der arg in krig
- kunnen: Zij kan arg goed mit de naolde
- kuum: Die jonge was altied arg lastig, maar doe de meister hum ies goed de biecht an ezegd har, was hij go (Broekhuizen)
- lumen II: Het luumt hum niet zo arg vandage, dat kun wel een kwartie bèter (Elim)
- makkelijk: Hij is in die dingen wel arg gemakkelijk (Hoogeveen)
- metleven: Wij hebben met joe metleefd, doej zo arg ziek waren (Smilde)
- middel II: Gien middel is hum te arg um zien doel te bereiken (Noordscheschut)
- midden II: Midden in het laand was het arg nat (Weiteveen)
- misselijk: Aj eerst in verwachting bint, kuj oe arg misselijk vulen (Ruinerwold)