U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tuschen"
Resultaten 41 - 60 van 71
- ledder: IJ hebt holle of lösse ledders met ruumte tuschen de planken, en dichte ledders; dan hej twie plank (Sleen)
- leunspaon: As joe de beitel tuschen de leunspaan vlug, is dat levensgevaorlijk (Barger Compascuum)
- nèeien: De jonges zatten in de appels en doe ik der ankwam, nèeiden ze der tuschen oet (Buinen)
- noodoplössing: Der möt eigenlijk een spieker in, mor zo'n lappien der tuschen is ook een noodopössing (Sleen)
- oelveer: Wij hebt een koppel hoender; de zit wal tien van die oelveren tuschen (Sleen)
- oetdrèeien: Hie is der tuschen oetdrèeid
- oetkommen: Het is oetkommen tuschen die beide
- pèerdewortel: Tuschen de winterwortels zat wal ies een pèerdewortel (Sleen)
- raggen I: Hij zit er aid tuschen te raggen (Sleen)
- reukeln: Hie zit er aal tuschen te reukeln; daor is het niet beter van (Sleen)
- richten I: IJ zetten ien gast op het èende en ien der tuschen en dan richtten ij der op
- rooi II: Dat is zo ongeveer de rooi tuschen hum en mij (Sleen)
- ruien III: Der zit ien tuschen te ruien (Sleen)
- schoelen: Hie schoelde zuk er tuschen deur (Sleen)
- schoem: Het pèerd har wal een haand schoem tuschen de bienen (Sleen)
- sippen: IJ moet er niet aal tuschen zitten te rakeln en te sippen (Sleen)
- snien: Ik keek even oetzied en doe snee e der stiekum tuschen oet (Sleen)
- spoor III: Sporen bint de balken tuschen de plaat en de nok (Sleen)
- standsverschil: Tuschen die beiden was niet veul standsverschil (Sleen)
- steukelderij: Daor zit steukelderij tuschen (Sleen)