U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roet"
Resultaten 41 - 48 van 48
- toezeln: (...) floepten persies in de schörstien en toezelden mit roet en al hen ondern
- venster: roet I, glas, raam
- verkommen II: Die plaanties bint helemaole verkomen in het roet (Hollandscheveld)
- vermèerdern: Wat hef dat roet zuk vermèerderd (Sleen)
- vermoeden I: Ze wuzzen niet, wel of de roet kepot gooid har, mor zie hadden wel een vermoeden (Eext)
- versmoren: Het versmoort under het roet (Anloo)
- vortkwienen: Het roet kwient zo vort nao dat spuiten (Sleen)
- zwalmen: Pas op, de laampe zwalmt; aj der niet gauw bij binnen, dan hej de kamer onder het roet (Meppel)