U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pan"
Resultaten 41 - 46 van 46
- treef: Met het erpelkoken dut mien vrouw een treefien in de pan (Sleen)
- vasselaovend: Hij is zo drok as de pan van vasselaovend (Padhuis)
- vis: *IJ moet niet eerder roepen van vis, veurdaj ze in de pan hebt
- wan: Knollen kuj in de boek niet holden; eet ie ook een pan vol, schiet ie een wan vol (Odoorn)
- ziedsluting: Een pan met ziedsluting
- zool: An de plooug zit de hak, de zool en de pan en de plooug steunt op de zool (Eext)