U zocht voorbeeldzinnen met daarin "laat"
Resultaten 41 - 50 van 50
- toekieken: Wat kiek ie wèer mal toe, ie gaot vul te laat hen berre (Hijken)
- versturen: IJ hebt die brief veul te laat verstuurd (Exlo)
- veurdat: Dat moej doen, veurdat het te laat is (Westerbork)
- vondern: Het was al aordig laat, toen ze op hoes an vonderden (Sleen)
- vortmaken: Ie moet vortmaken, aans konj te laat op school (Hijken)
- warkzaamheden: De warkzaamheden van de boeren zint laat van 't jaor (Oosterhesselen)
- zeggen I: Ik kreeg zeggen, toen ik te laat in hoes kwam (Borger)
- zodaonig: Zie hebt oes wat opholden; zodaonig biw wat laat (Exlo)
- zozeer: Dat gef niet zozeer, aj laat komt; aj mor komt (Sleen)
- zuuties: Wij moet zo zuuties an op hoes an; aans wordt het zo laat (Oosterhesselen)