U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ketel"
Resultaten 41 - 46 van 46
- verwieten: *De pot verwet de ketel dat e zwaart zut
- vonkenvanger: Een vonkenvanger stun op de ketel van het persmesien (Emmer Erfscheidenveen)
- vuurgat: Zet ketel maor op het vuurgat (Sleen)
- vuurhaal: De ketel hung an de vuurhaok (Gieten)
- wasemen: Wat waosemt die ketel ja (Eexterveen)
- zingen: Het waoter kookt, de ketel zingt (Vries)