U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoe"
Resultaten 41 - 60 van 361
- behusseln: Ze wet niet, hoe ze het
- beklinken: Hoe is 't, bi'j klaor ekomen? Ja heur, de zaak is beklunken (Hoogeveen)
- bekonkeln: Ze hebt met 'n beidend dat zaakie bekonkeld, hoe ze 't mussen verdelen (Beilen)
- benaming: Hoe het die kèrel ok al wèer, ik kan niet op de benaming kommen (Sleen)
- bepaolen: Wij kunt nog niet bepaolen, hoe lange as het duurt (De Wijk)
- beprakkezeren: Ik wit nog niet, hoe ik die plank der an moe kriegen. Dat moe'k nog beprakkezeren (Oosterhesselen)
- bepunten: Het veen weur bepunt, um te zien, hoe dik de veenlaog was (Borger)
- bereppen: Hij wet niet, hoe hij het allemaole bereppen en begriepen mut (Hoogeveen)
- bescharreln: Ze weet niet hoe ze het bescharreln moet (Dwingelo)
- beschrapen: Ze weet niet hoe ze het beschraepen moet (Dwingelo)
- bespiekern: Hoe hij dat allemaole bespiekern kan, begrep gieniene (Zuidwolde)
- bestaon III: Die winkels, hoe kunt ze almaol bestaon (Sleen)
- betunteln: Hoe kunden ij hum zo betunteln! (Sleen)
- betunteln: Hoe hebt ze dat betunteld, der klopt niks van (Zwiggelte)
- beuren: Hoe zwaorder de konte van de hekkeboom, hoe makkelijker aj 't hekke beuren kunt (Ruinerwold)
- bezunigen: Hie wet niet, hoe e 't bezunigen möt
- bijlangs: Hoe is het met het wark, kuj alles bijlangs kommen?
- bijstaon: Woj even metgaon? Dan kuj zölf zeen, hoe het er bijsteet (Hijken)
- bijstaon: Hoe hej 't er bijstaon?
- boer I: Hoe kroemer de wegen, hoe rieker de boer (De Wijk)