U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bus"
Resultaten 41 - 46 van 46
- verveuren: De bus vervoert veul raaizigers (Roderwolde)
- vierdehalfvoetien: De baozenstok is 2½ m lang. Um de 10 cm zat er een kopern knoppie en op de enden zat een kopern bus (Geesbrug)
- zeien: Melkzei weur op de bus zet en daor weur de melk deur zeid (Emmen)
- zit: Het was een hiele zit met de bus hen Amsterdam (Borger)
- zitplaots: Ik kun gien zitplaots meer in de bus kriegen (Borger)
- zonet: Zoneisies he'k nog even een brief hen de bus bracht (Buinen)