U zocht voorbeeldzinnen met daarin "best"
Resultaten 41 - 60 van 404
- best II: Hij is best weerkomen
- best II: Het is mie best
- bestaon I: Die melkzaak van hum, daor zit een best bestaon in (Havelte)
- bevallen: Het is hum daor best bevallen (Stuifzand)
- bijkommen II: De rogge stun niet best, mor die is aordig bijkommen (Zwiggelte)
- bijleggen: Ie mugt best met oes hen 't feest, mor dan moej wal wat bijleggen (Hijken)
- bijstaon: De rogge stait er nich zo best bie (Barger Oosterveld)
- billijken: Wij kunden het best billijken dat ze oes veur de èerpels wat oftrökken hadden (Hijken)
- boeren I: Ze boerkten niet zo best, zij zult er heur zöls wel uutboerken (Ruinerwold)
- bòl II: Zien bol is best
- börgmister: Dat kuj best doen; zij zult oe zo maar gien borgemeister maken (Hollandscheveld)
- bovenop: Hij is der best weer bovenop kommen (Drouwen)
- branden: Barkenholt wil best braanden (Broekhuizen)
- branekkel: Fiengesneden brandnetels is best voer veur jonge kukens (Barger Oosterveld)
- bred: Het bred van de wupkar is niet zo best meer
- bril: Twie jeuden, ...kooplui weet best wat ien bril kost
- broekbaar: Dei jong van ons wol neit best omliek, hij was slecht bruukbaor (Peize)
- broeken I: Hie was niks best te broeken, hij dee niks as mostern (Drouwen)
- broeken I: We kunden best wat règen gebruken (Ruinerwold)
- brokkelig I: Ik kan best met de vrouw opschieten, maor asmets is ze zo brokkelig (Peize)