U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weer"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 481 - 500 van 500
- gerustheid: Het is een heule gerustheid dat het heuien weer daon is (Gieten)
- geslacht II: Ik heb het geslacht weer an kaant (Gieten)
- gespikkeld: Ze had weer die gespikkelde jurk an (Meppel)
- gespin: Die vrouwlu gaot weer op spinvisite, zie hebt het gespin bij heur (Emmen)
- gestaodig: Gestaodig an wordt het mooi weer (Coevorden)
- getikker: Daor haj het getikker an de glazen weer (Sleen)
- getrek: Det getrek hèn en weer begunt mij te vervelen, wij mut zien daw een aander huus kriegt, dichter bij (Ruinerwold)
- getroost: Ik heb 'm al vaak vulen laoten dat e net zo lief vortblieven mug, mor hie komp getroost weer
- getroost: Zie gungen getroost weer naor huus (Meppel)
- geutenvloer: As geutenvloer nat opsleug, kwam der aander weer (Westdorp)
- geutstien: Wat stinkt dei olde geutstein toch weer
- gevlieg: Dat gevleig hen en weer zuj doodmui van worden (Barger Oosterveld)
- gewichtig: Wat kik e weer gewichtig (Barger Oosterveld)
- gewichtig: Doe mar niet zo gewichtig, zo belangriek is het non ok weer niet (Hijken)
- gewiekst: die redt hum der altied weer oet (Zwiggelte)
- gezèei: Ik bin bliede daw het gezèei weer achter de rugge hebt (Sleen)
- gezegde: Wat een raar gezegde! Zeg dat niet weer! (Padhuis)
- gezicht I: Hie trekt ook weer van die malle gezichten (Stieltjeskanaal)
- gezicht I: Dat gezicht stiet ok weer op störm
- gezicht I: zeuven dagen slecht weer (Zuidwolde)