U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 381 - 400 van 424
- witte: IJ zet mij niks anders veur as die gladde waterige roege witten; daor he'k gil gien stip bij neudig (Sleen)
- woning: Zie hebt een neie woning zet (Oosterhesselen)
- wriefwas: Zet de meubels mor in de wriefwas (Balloo)
- zeien: Melkzei weur op de bus zet en daor weur de melk deur zeid (Emmen)
- zet: Hij hef der een heul zet bie zitten te morreln (Roswinkel)
- zet: Het is een hele zet leen (Hooghalen)
- zet: Wat heb ik die in ain zet nait zain (Tweede Exloërmond)
- zet: Dat was een minne zet (Diever)
- zet: Ik weit een betere zet (Barger Compascuum)
- zet: Weet ij der een aander zet op?
- zethamer: De smid zet het stört om met de zethaomer (Emmer Erfscheidenveen)
- zetten: Zie hebt hum oet het hoes zet
- zetten: Hij hef nooit veul oet stee zet
- zetten: Zet toch ies een aander gezicht
- zetten: Hij zet alles in zien zakboukien
- zetten: Hij zet de rogge der onder
- zetten: Hoeveul geld hef zij dij an het gat zet
- zetten: Zij zet een kröppe as een kalkoense hane
- zetten: Hij was wal zoveul mans, dat hij zien wichie bie het jong zet hef
- zetten: Wij zet oes er wal naor