U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weer"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 381 - 400 van 500
- fladderig: Wat is het een fladderig weer met die natte snei (Anderen)
- fladderig: Het is regen en wind, fladderig weer! (Exlo)
- fladdern: Wat fladdert die doeven weer in de lindenboom (Anderen)
- flansen: Wat flaans ie daor weer?
- flappen: Het wil niet recht liggen blieven, het begunt aal weer te flappen (Balloo)
- fleertoete: Dat jonk hef zich weer gans en al beflèerd, het is een echte flèertoete (Hoogeveen)
- flemen: Hij fleimt de baos ok weer naor de bek (Klazienaveen)
- flèren: Daor fleert het al weer hen, dreug is het nog niet west vandaog (Eext)
- fleurig: Hij zet er nou wel weer fleurig uut (Diever)
- fliemstrieken: Wat hej weer te fliemstrieken, woj wat? (Gasselte)
- flikflooien: Wat zit ij toch te flikflooien, wat moej weer gedaon hebben? (Gasselte)
- flikken: Die olde bokse hezze weer mooi opflikt (Schoonebeek)
- flikken: Die broek is zo kepot, wij zölt 't hum ies even flikken um der weer wat fesoen an te kriegen (Koekange)
- flodderachtig: Het weer is flodderachtig (Dalen)
- flodderkedoes: Die flodderkedoes haar weer gaoten in de hozen (Balloo)
- floddern: Dat flodderde maor hen en weer (Coevorden)
- floep I: Floep, door is weer een bigge (Barger Oosterveld)
- floep I: *Floep, Annegie, al weer een big
- floepen I: Hij had de arm uut het lid, maar hij floepte der nogal gauw weer in (Meppel)
- flonkern: De sterren flonkert an de locht bij helder weer (Eext)