U zocht voorbeeldzinnen met daarin "maken"
Resultaten 381 - 400 van 416
- vuurstien: Mit vuursteinen probeerden wie vrouger vuur te maken, man het is oes nich lukt (Barger Oosterveld)
- wanten: To kun'k in één dag twee wanten buizen maken
- waogholt: Waogholt met de krallen er an hew vrogger een bult gebroekt bij het bogen maken
- warboel: Ik zal die warboel wel redde maken (Koekange)
- warkstellig: warkstellig maken
- warkstellig: Kom, ik zal ies warkstellige maken
- warm: Aj oen moe nog weer een grote mond dörven te geven, dan za'k oe de broek ies warm maken
- was II: Van was kuj kèersen maken (Zwiggelte)
- water: Laoten wij er maor gien water meer over voel maken, ie bint welkom (Fluitenberg)
- waterslot: Een waterslot hej op een fles, aj wien maken wilt. De lucht kan der wel oet, mor der kan gien lucht (Gasselte)
- weerlag: Woj as de weerlag maken daj wegkoomt (Zuidwolde)
- weitenmeel: Van weitenmaal kuj lekkere lammegiespap maken (De Wijk)
- wellen II: Pèerde-iezers maken, wagenhopels wellen, en Jans trök maor an de blaosbalg en sleug met de veurham
- welput: Bolster veur het maken van welputten (Stuifzand)
- welzand: Putheuzen waren um de put dieper te maken en het welzaand er oet te halen (Buinen)
- wiekholt: Een sneuimes wordt gebruukt bij het uutsneuien van wiekholt um takkenissen te maken (Havelte)
- wisselbak: Een wisselbak dei nich goud schakelt, kan een mal geloed maken (Barger Oosterveld)
- wits: Dei kan mooie witsen maken (Barger Compascuum)
- woonbaar: Zij moet dat darp is wat woonbaar maken (Oosterhesselen)
- wrongel: Wrongel wordt gebroekt um kees te maken (Oosterhesselen)