U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tien"
Resultaten 21 - 40 van 97
- geschiedenis: Hie had een tien op geschiedenis
- griffel: Aj in schoul goud waark muiken, kreej een een tien met een griffel (Peize)
- griffel: een tien met 'n griffel, een smok van de juffrouw en een bank veuroet (Erica)
- grootknecht: Een boer met tien keuien haar vrouger een grootknecht, een klainknecht en een maid (Peize)
- gubei: Dizze tuut hef zitten te brödden op tien eier. Oet aacht der van bint kukens kommen, die aander bei (Eext)
- haand: Beter ein vogel in de haand dan tien in de lucht (Norg)
- hanger: *Hanger(tien) hung/Ganger gung/Hanger vul op het rauwer(d)spad/Rauwerd hanger opvrat/Rao rao, wat is
- Harm: Harm sla darm/Hef kikkers te koop/Tien veur een dubbeltien/Is dat niet goedkoop? (Sleen)
- haspel: Ik heb hier tien meter snoer, dat mot op dizze haspel (Eext)
- hebben: Jaan kan wel tien borrels hebben zunder dat e doen wordt (Eext)
- hen I: Wie hebben ain brödse henne op tien aier zitten (Valthermond)
- het III: De haozen doet tien gulden het stuk (Eext)
- het III: Dat is goedkoop! Maor tien gulden het paar? (Noordscheschut)
- hunteldetuntel: Tien hunteldetuntelties trökken de pompelzak tegen de pruttelbarg op
- inscharen: In det stuk laand is jongvee ien eschaard van wel tien boeren (Ruinerwold)
- jaor I: Wij moet 's jaors, ...jaorlijks tien gulden betalen (Sleen)
- klebaster: Wi'j die klebaster ruilen veur tien knikkers? (Noordscheschut)
- klòk I: Hij komt hier altied um tien ure laangs, ie kunt der de klokke op geliek zetten (Hoogeveen)
- knap I: Een stuk gaoren is tien twiesten en een twiest is twee knap, maor een stukkien is vief knap
- knienenfokkerij: Tien kiender en de elfde op komst, het liekt wel een knienefokkerije (Ruinerwold)