U zocht voorbeeldzinnen met daarin "takken"
Resultaten 21 - 37 van 37
- schroemen: De vruchtbomen blossemt/Het broest en het schroemt/Vlokkig wit um de takken
- schuren: Die takken schuurt aal an de muur langs (Gasselte)
- sprikkendrager: Een sprikkendrager is een grote bosmier, die mit behulp van takken een groot nust bouwt (De Wijk)
- tak: Der zit nogal wat hakken en takken in
- tak: De takken van een draodspanner (Valthe)
- tak: takken in het mes (Nieuw Amsterdam)
- tak: Wat hangt daor lange takken an het daok (Sleen)
- tak: op takken
- tak: Jonge, wat is hij vandage goed op takken (Broekhuizen)
- tak: Hej ok last van takken? (Roderwolde)
- takkerig: takken
- vergruien: Die takken bint hielemaol in mekaar vergruid (Beilen)
- voorkoezer: Een veurkoezer hef takken an het gebit, die wuurden der ofbraand (Sleen)
- weenbos: De kinderkrooie, daor weurden takken over daon uut de weenbosse (Klazienaveen)
- wiegeln: De appels wiegelt an de takken deur de wind (Eext)
- wiekswal: 's Winters wörden van de wiekswallen de takken of ekapt (Hoogeveen)
- zwiepen: De takken zwiepten tegen het glas an (Borger)