U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rustig"
Resultaten 21 - 40 van 50
- overste: As de overste der in kwaamp, was iederene wel rustig (Diever)
- ribbensmeer: Hij hef wel aordig ribbesmeer ehaad; hij is veur een poosie wel rustig (Dwingelo)
- rit I: Doe toch rustig an, maek niet zo'n rit, ...drokte (Dwingelo)
- rustig: Rustig maar an, dan brek het lientien niet (Meppel)
- rustig: Het bleef aordig rustig op de vergadering (Borger)
- rustig: Wij woont nogal in een uuthoek; lekker rustig (Broekhuizen)
- rustig: Daor kan hie rustig um gaon slaopen (Geesbrug)
- rustig: Noe most ies rustig naor mie lustern (Barger Oosterveld)
- rustig: Het is op het moment rustig weer (Roswinkel)
- rustig: IJ kunt er rustig over, ...um weden dat ze een goeie behandeling had hef (Sleen)
- rustig: ...rustig van wèen dat dat niet gebeuren zal (Hollandscheveld)
- rustig: Ik bin der niet rustig over, of dat wel goed oflöp (Dwingelo)
- rustig: Morgen bow der weer, daor kuj rustig van op an
- rustig: Daor zin ik rustig in
- schaopewolkies: Schaopewolkies binnen ain taiken van rustig weer (Valthermond)
- schoren II: Zit toch neet altied te schaoren, gaot toch ies rustig zitten (Fluitenberg)
- schrommen: Hij schromde hum de hals en zij waren rustig (Zuidwolde)
- schurken: Hai schurkte aal wat hen en weer, hai was nait rustig (Tweede Exloërmond)
- stellen I: Ie kunt rustig stellen dat ze niet weerkomt (Anderen)
- tamelijk: Het was taomelk rustig vannaacht (Roderwolde)