U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pak"
Resultaten 21 - 40 van 173
- dagleggen: Zij harren hum een pak slaag dag elegd
- deurlangen: Pak eerst zölf mor 'n stukkie en lang het dan even deur (Hijken)
- eterij: Eterije stiet wel in de kaaste, pak maor (Dwingelo)
- falie: Hie kreeg een pak op zien falie
- ferm: pak slaoge geven (Valthermond)
- flink II: Der is een flink pak snij vallen (Stieltjeskanaal)
- flink II: Pak hum mar flink an (Wapserveen)
- flodderachtig: Dat pak zit hum flodderachtig, het is hum veuls te roem (Barger Oosterveld)
- fosserig: Dat pak zit der fossig um (Balloo)
- fosserig: Wat hef e dat pak fosselig an, het is net of e de hond in het gat had hef (Padhuis)
- gapper(d): Pak niks van hum an, het is een dikke gapperd (Eext)
- gekleed: Het gekleed pak
- geluk: Gelok neijaor, pak de katte bij het haor/Trek de hond an de starte/Kriej een witte en een zwarte (Hoogeveen)
- gesleep: Wat een gesleep mit dei steinen, pak der toch een krooie bie (Barger Oosterveld)
- geutmodder: De keumotte hef zwerende vörrels. Pak ies wat geutemodder, dan zuw ze insmeren (Broekhuizen)
- glunig: Hej een nei pak an? Jao, het is glunig van de naal (Sleen)
- grel: Pas mor op daj gien pak rammel kriegt, H. is wal klein mor het is een grel baosie (Hijken)
- grifte: De grifte wil al holden, pak de scheuvels maar (Meppel)
- groots: IJ huft er niet zo groots op te wezen daj dat klein kind een pak klappen geven hebt. Duurden ij wel, (Eext)
- haand: Pak mar wat je um besten veur handen stiet (Sleen)