U zocht voorbeeldzinnen met daarin "donker"
Resultaten 21 - 40 van 52
- heer: Die ekkelbieters, dat waren heertjes en die waren donker (Hijken)
- intuschen: Intussen knip hij de katte in 't donker (Diever)
- kat: In het donker bint alle katties grauw (Diever)
- kater: Hij kik zo grel as een kater in donker (Hoogeveen)
- kil II: Het is kil in huus met zuk donker weer (Emmer Erfscheidenveen)
- knecht: Lichtmissen slecht/Wördt iedere boer 'n knecht /Lichtmissen donker/ Wördt iedere boer 'n jonker (Padhuis)
- knooiaovend: dan wordt er tuschen locht en donker nog gauw ien en aander of ewarkt (Havelte)
- licht I: Tussen licht en donker wil ik daor nog even hen (Klazienaveen)
- licht II: Ik schrok zo, het wuur der licht en donker van (Sleen)
- licht II: Daor komp licht en donker ook an
- licht II: Dat is een koor van locht en donker
- licht II: Wilmie hef locht haor, Jaan donker (Eext)
- licht II: Het is nog nooit zo donker west of het is weer licht worden
- Lichtmis I: Lichtmis donker/Dan wordt de boer een jonker (Sleen)
- Lichtmis I: Lichtmis somber en donker/Wordt de boer een jonker (Hoogeveen)
- Lichtmis I: Lichtmis, donker met regen en sliek/Maakt de boeren riek (Zwinderen)
- oel: Hij kik aordig donker, der zal wal een oele zitten
- oetkiek: Hie is wat donker van oetkiek (Oosterhesselen)
- oetzicht: Hij het een donker oetzicht (Een)
- opiens: Opains weur het donker (Emmer Compascuum)