U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bieten"
Resultaten 21 - 40 van 82
- gewoonte: Nagels bieten is een malle gewoonte (Hijken)
- gres: Ze waren aordig an mekaar waogd, mor J. meus toch het eerst in het gres bieten (Hijken)
- grieper(d): De bieten wordt met de grieper op de auto laoden (Drouwen)
- hagel I: Die hagel hef de bieten kepot slagen (Padhuis)
- hakken: De bieten hakken, dat is mit de bietenhakke
- hakken: de grond tussen de bieten lös maken (Hoogeveen)
- holt: Eine, dei het zunig hef, mot op een stuk holt bieten (Barger Compascuum)
- holtien: Hij mus op een holtien bieten
- hond: As het een hondtien was, zul hij oe bieten
- iezer: Die wil ok niet best op het iezer bieten
- kapmes: Met een kapmes sneden ze het loof van de bieten of (Sleen)
- klikspaon: maantiemaon/Duurt niet over het straotien gaon/Hondtien wol hum bieten/Kattien wol hum krabben/Haant
- knauweln: Die lig overal op te kauweln en te bieten (Geesbrug)
- koppen: Ik moet aal die bieten, die wij gister trökken hebt, nog koppen (Gasselte)
- koppen: IJ moet de bieten niet te zwaor koppen
- loek III: Tegenwoordig wordt ze aordig loek: zie zèeit tarwe um bieten toe, dan hoeft ze gien kanten roon (Sleen)
- lopend: As der niet veul onkruud in de bieten zit, dan is het lopend wark
- lös I: Aj peerden bieten voeren, daor worden ze mooi lös van in het vel (Klazienaveen)
- mandielig: Wij warkt met bieten rooien mandielig (Drouwen)
- moesstronk: bieten (Valthermond)