U zocht voorbeeldzinnen met daarin "best"
Resultaten 21 - 40 van 404
- aozen: De vissen aost, het zal wel best bieten
- appelholt: Appelholt wil best branden en het lig ok lang (Barger Oosterveld)
- apporten: Die hond wil best apporten (Sleen)
- arfenis: Het is best weer om een arfenis te verdeilen
- arg II: Ze kunt arg best leren (Anderen)
- armbedieling: Aj 't van de armbedieling kriegt is het niet best meer (Kerkenveld)
- baanholder: Hij kan best leren, dat is wel een baonholder (Zuidwolde)
- baggeltörf: Baggertörf is best törf, die kek blauw toe (Dwingelo)
- barkenholt: Barkenholt wil best braanden (Broekhuizen)
- beddestok: De beddestok bij het bedde opmaeken, aj er niet best bij kunden komen om de laekens en dekens terech (Smilde)
- bediening: De bedeining op dei bruloft was nich best (Barger Oosterveld)
- bedriegen: As er een veenput was, die je bedreug, dan was het niet best
- belanden: Dat is ein, daor kuj niet best met belanden
- beleggen: Ze hebt het geld best belegd (Hoogeveen)
- bentetop: Det is gien best laand, het bint allemaole bentetoppen (Koekange)
- beschot: De rogge was van het jaor niet zo best. Het was een slecht beschot (Oosterhesselen)
- beslag: Vleden jaor was de rogge hiel best, mor van 't jaor hew mor een klein beslag (Sleen)
- best II: Het wil niet te best (Klazienaveen)
- best II: Dat kan ik mij best veurstellen daj niet metwilt (Sleen)
- best II: Ze kwamen nog best met een naovordering (Dalen)