U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ben"
Resultaten 21 - 40 van 45
- hiesterig: Ik geleuf da'k verkolden wor, ik ben wat hiesterig (Schoonlo)
- horre II: Ik ben zo stief as een horre (Westervelde)
- ingeteugen: Met dat veurstel ben we wel ingeteugen
- kepot: Ik ben zo verkolden, ik ben der kapot van
- klapperpestol: Veur een klapperpistool ben je knapperties neudig
- knecht: Bestel je hond, ik ben je knecht niet (Hooghalen)
- kommen: Hij is slim ziek, ik ben bange dat e der niet weer deurkomt (Erica)
- krank: Ik ben vandage zo krank west as 'n hond (Klazienaveen)
- loederig: Ik ben zo loederig in de pokkel (Klazienaveen)
- luttik: daorveur ben je nog te luddik (Klazienaveen)
- oetkommen: Dat komp mij wal goed uut, ik ben der net an toe (Klazienaveen)
- opgaon I: Ik ben een endje mit hum opgaon (Klazienaveen)
- overèende: Ik ben zo stief, ik kan haost neit overèende kommen (Norg)
- poester: As de kattesteerten uutbluid ben-nen, gaot de poesters weer het laand over (Klazienaveen)
- rad I: Ik ben hier op het rad (Klazienaveen)
- schietbord: As er een wieke egraven wur, dan legde de turfgraver de törf eerst op een schot, want hij bleef ben (Noordscheschut)
- schoften: Ik ben nao dizze an de leste loege toe en dan gao wij eerst schoften (Odoorn)
- slegel: An de heuiben zat mangs een slegel, waormet ij de ben zo op de nak slaon kunden (Padhuis)
- tun: Ik ben zo dik as een tun, ik heb mien maag overladen (Odoorn)
- veerkant II: Aj dat deinkt, dan ben ie der vèerkaant naost (Ruinerwold)