U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hum"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 361 - 380 van 500
- cent: Die lat hum veur een cent van het dak vallen
- commedaotsie: Die commedaotsie van hum giet jou ok vervelen (Padhuis)
- commederen: Aj hum heuren commederen, dan kun e wel baos wezen (Klazienaveen)
- complex: Die hef rare complexen, ie weet niet aj hum bij de kop of bij het gat heb
- condoleren: Ik had het gemoed vol, toen a'k hum condeleerde (Elim)
- contreinen: In die contreien muj hum zuken (Meppel)
- daansen: Zie hebt hum een stok op de pokkel laoten daansen
- dag: Ik bun al in gien dagen bie hum west
- dagleggen: Ik zal het hum dagleggen
- dagleggen: Zij harren hum een pak slaag dag elegd
- dagleggen: Hij hef hum dag elegd
- dalvern: Muj hum ien het heuilaand zien dalven (Ruinerwold)
- dalvern: Het komp hum niet zo krek, hij dalvert der maor wat deur hen (Beilen)
- dampen: Die vent, die lög, het dampt hum under de pet weg
- dampen: Het dampt hum um de kop
- dank: Zie hebt hum dat niet in dank ofnummen (Sleen)
- daorig: Die koe is aordig daorig, der mankeert hum wat (Sleen)
- debat: Ie mut wat anduren, aj mit hum in debat wilt komen (Koekange)
- deinzen: Het deinst hum in het heufd (Smilde)
- dekken I: Wie habt hum der flink wat op dekt