U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hef"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- behangen II: Griet hef mij hulpen de slaopkaomer behangen (Grolloo)
- behangen II: Dat wicht hef zuk hielmaol behangen
- beheuien: Het mot nog even weer beheuid worden; die dunderbui hef der
- behold: Hie hef nog een hiel koppel koenen. Dat is zien behold, want aans gung e deran (Sleen)
- beiden I: Hie hef effen ebeid
- bejegen: Hie hef dat wicht mal bejegend
- bek: Dei hef wel zo'n gladde bek (Vries)
- bek: Hij hef zien bekkie niet op de beddeplaanke laoten liggen
- bek: Hij hef een bek as een slof
- bek: Die haorhaomer hef een dunne bek (Anderen)
- bekarven: Det kiend hef mit zien messie de taofelpote bekarft (De Wijk)
- bekauwen: Dat peerd hef die bome bekauwd (Klazienaveen)
- bekennen: Hie bekent het nooit, mor hie hef 't wal daon (Zweelo)
- bekken I: Hij hef het bekken breuken (Hooghalen)
- bekken II: Het hef hum goed ebekt (Dwingelo)
- beklag: Hie hef zien beklag inbracht, maor het hulp hum niet veule (Beilen)
- beknopt: Hij hef van de vergaedering een beknopt verslag emeuken (Wapse)
- bekokseln: Wie hef det bekokseld? (Meppel)
- bekomst: Hef hij zien bekomst wal kregen
- bekuzeln: Hij hef alles al bekuzeld (Beilen)