U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 321 - 340 van 424
- streep: Wij hebt er maor een streep under zet
- striekbeugel: Bij het roggemèeien weur de striekbeugel op de zèendeboom zet (Hooghalen)
- strook: Het is te kort, zet er mar een strook bij an (Kerkenveld)
- stut I: Tegen de achtergevel mus neug een stuttegien zet worden (Oosterhesselen)
- sukkeln: Zie sukkelt al een heile zet, het wil man nich weer kloor worden (Barger Oosterveld)
- taofelbred: Het taofelbred zet wai het koffiegoud in (Peize)
- teem II: Wij zet een teem in öppers (Zuidwolde)
- teller: Zet de tellers even op taofel; wie wilt eten (Barger Compascuum)
- telling: Ik heb wat tellings zet (Padhuis)
- tempel I: Wij muzzen een nei oelbred hebben en noou zet de timmerman der ok een nei tempel op (Eext)
- teut II: Wij hebt nog even een mooie teut zet
- theemus: Zet de thee mar onder de theemusse (Kerkenveld)
- tienstuverreuster: Zet de tienstuverreuster mor op de zeef (Gieten)
- tik I: Zet de ledder nog mar een tikkie hoger (Klazienaveen)
- togebos: Zet ze man in de houk van de schure, dan kunt ze van 't winter in het hounderhok (Barger Compascuum)
- törfhek: Zet de törfhekken maor op de waogen (Drouwen)
- törftellen: Bij het törftellen gebroekten ze een stokkie, waorin bij elke doezend een knaggien zet wuur (Padhuis)
- touw: Dat hebt zij op touw zet (Stieltjeskanaal)
- trachter: Zet even de trachter op de fles (Roderwolde)
- tredsel: Het tredsel zet er uut as een haokie (Dwingelo)