U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tegen"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 321 - 340 van 500
- keep I: Tegen de smerigheid hew een keep op de put zet (Padhuis)
- keer I: tegen de keer
- keer I: Met dat zwien wil ik hen de bèer, en hie giet mij aal tegen de keer in (Sleen)
- keer I: Hij is altied tegen de keer in (Hoogeveen)
- kekeln: Ze zatten aal wat tegen mekaor an te kekeln (Roderwolde)
- kerelswief: Zij is een kerelswief, zij kan eerpelskrabben tegen de kerels op (Elim)
- kerkganger: Non moej even wachten, aans koj alle kerkgangers tegen (Sleen)
- keten: Met de kop deur de keet, en dan maar kwaken tegen mekare
- kettern: Het zit hum weer is tegen, hie döt niks as kettern (Eext)
- keukenschot: ...zaten ze op een rieg tegen het keukenschot
- Keuls: Vrogger zeden aolde meinsen Keuls water tegen alderein (Hollandscheveld)
- kibbeln: Ze kibbeln aal wat tegen 'nkannerk an (Roderwolde)
- kiedelorig: Wèes toch niet zo kittelorig, ie kunnen toch wel tegen een lollegien (Meppel)
- kiekkast: Hier zegge wij tegen een woonwagen een kiekkaste (Ruinerwold)
- kielerig: Doe ik dat tegen hum zee, weur hij een beetien kietelig, doe weur hum het haor warm (Zuidwolde)
- kierenkieker: Tegen een loerder zegt ze ook kierenkieker (Hollandscheveld)
- kieteln: Die kan niet tegen kielen (Hollandscheveld)
- kieven: Daor kunt ze toch zo kieven tegen mekaer! (Wapse)
- kiffen I: Die kinder zit aaid tegen mekaar te kiffen (Sleen)
- kinkhoest: De kinder worden tegen kinkhoust inent (Roderwolde)