U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 301 - 320 van 424
- spuit: Het is zo dreug in de tuun; zet de spuit er maor op (Beilen)
- spuulhok: As de melk zundags niet hen 't febriek gung, wuurden de melkbussen in het spuulhok zet (Sleen)
- staart: Zie zet hum de kniepe op de starte
- stap II: Hij haar een stap zet in het hoounderhok (Eext)
- stee: Dende hef nog nooit wat oet stee zet
- stekrguve: In de harfst zet ij de stekruven (Zwinderen)
- stelt: Aoljaorsaovend hebt ze de boel op stelten zet (Odoorn)
- stevel: Hij zet de stevels der in
- stieg: Lange lange regel/Twintig op een stegel/ Twintig op een kale kop/Zet er nog mar ene op (Hollandscheveld)
- stieg: 30 op een karkhof/Zet er dan mor iene of (Hoogeveen)
- stippel: Zet daor maor een stippeltien bij
- stoekverbaand: De törf weur in stoekverbaand zet
- stoel: Zet het gat mor an 't stoel
- stoep III: Hier weur de turf eerst in diekies en dan in stoepies zet (Exlo)
- stoep III: Wij hadden de zudden in stoepies zet (Sleen)
- stok I: Ik heb hum een stok bij de deur zet
- stol: As het glad was, weurden der proppen of stollen in de hoefiezers zet (Barger Compascuum)
- stom: Daor hej een stomme zet daon! (Wijster)
- stoot II: Zie hebt het peerd op stoten zet (Anloo)
- stoten: Wat e mit de haande recht zet, stöt e met de neers weer um