U zocht voorbeeldzinnen met daarin "water"
Resultaten 281 - 300 van 396
- snötziekte: dan kregen ze medecienen deur het water (Beilen)
- sobbig: Dat water, ij kiekt er zo sobbig in
- soppen: Ik heb zo'n bui op de kop had; het water sopt mij in de klompen (Klazienaveen)
- spiegeln: Der is niks gien wind; ij kunt je in het water wal spiegeln (Sleen)
- spraankeln: Hie mus er aordig tegen spraankeln um de kop boven water te holden (Dalen)
- spranen: Hie mus er tegen spranen um oet het water te kommen; hie was zowat verdrunken (Weerdinge)
- sprietlopen: Sprietlopen is op een gladde den, besmeerd met ziepe, proberen over het water te komen (Koekange)
- spuling: Pak mar nei water, want de spuling is al zo smerig
- stap I: Wie harren een stap in de sloot, woor wie het water veur het vei oetheulden (Barger Compascuum)
- stiekel I: Hie hef een stiekel in het water
- stip-in-het-gat: Bij stip in het gat doet wij water in de pan. Dat make wij an de kook en dan strooie wij der meel in (Hijken)
- stoefbui: Een stoefbui brengt vaak niet veul water an (Hooghalen)
- störm I: Het was een storm in een glas water
- störm I: *Kring um de maon zal in water en störm vergaon
- straol I: Hij kreeg mit schonemaken een straole water over de klompen (Havelte)
- stried: um de kop boven water te holden
- stroezen: Het water stroesde er oet (Zweelo)
- stromen: Het water stroomt deur de sloten (Hollandscheveld)
- stropvol: Die sloot stiet stropvol, ...stroppensvol water (Klazienaveen)
- stuw: Het water is op winterpeil; de stuw is vlak (Klazienaveen)