U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wal"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 281 - 300 van 500
- droest III: Dat is een droeste kèrel, die kan wal wark verzetten (Zweelo)
- drokte: Poters verbouwen gef wal drokte (Exlo)
- drongen: IJ moet niet zo drongen, ij kriegt wal een beurt (Oosterhesselen)
- drummelachtig: Zij wordt wat drummelachtig, 't zal de leeftied wal doun (Barger Oosterveld)
- drupsgewieze: Zo druppelsgewieze komt nog wal wat bij mekaar (Stieltjeskanaal)
- dubbeltien: Hij kan wal op een dubbeltien lopen
- dundermiet: Dundermiet kan joe wal ies aordig kriebeln (Norg)
- duren II: Die kèrel, die duurt er wal weden
- duur I: Het begunt je op 'n duur wal te vervelen (Sleen)
- dwingen: Ie kunt heur wal vraogen, maor ie kunt heur niet dwingen (Beilen)
- dwingerig: De kinder bint vandage zo dwingerig, der zal wal aander weer in de lucht zitten (Stieltjeskanaal)
- èende: Hie zal zien èendtien wal vastholden
- eentenveer: Hier kun wal een nust weden, der lig een eentenveer (Sleen)
- èerlijk: aander mag wal zo
- eggekaant: Kiek mor naor de eggekaant, dan kuj wal zien, wat de goeie of verkeerde kaant van de stof is (Sleen)
- eisen: IJ kunt wal wat eisen, mor wij kunt an je eisen niet voldoen (Sleen)
- elk: Die jongen kunt elk uur van de dag wal eten (Hijken)
- enkel II: Dat komp enkeld nog wal ies veur (Sleen)
- erpel: Een eerpel weur vroeger wal bruukt um een vlieger met te plakken (Hijken)
- erpel: bij kopzèer een plakkie erpel an de slaopen, dat bleef wal plakken (Sleen)