U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 241 - 260 van 413
- piep: Praot nog een piep vol
- piep: Hij het de piep vol
- piep: Hij hef de beide piepen vol
- pier I: De appels zit vol pieren (Wapserveen)
- pierewörm: Osse toene zit vol pierewörms (Barger Compascuum)
- piet: Hie hef de kop vol pieties (Sleen)
- pik I: Hij hef de hele boks vol pik en teer (Anderen)
- Pinkstern I: Van Paosen tut Pinkstern is nog wel vol te holden, maor van Pinkstern tut Paosen, dat is een ende (Zuidwolde)
- pioot: Dat wichie har de kop vol pioters (Roswinkel)
- plaots: De kerk was zo vol, wij kunden haost gien plaots mèer vinden (Sleen)
- plensbak: De plensbak zat vol blad en rommel (Borger)
- pluus I: Waor hej inzeten, ij zit vol pluzen (Sleen)
- poejeemaker: Oring lop vol met poejeemakers (Odoorn)
- poet: Hij har de nakke vol poeten en dellen (Roswinkel)
- poete III: Hij hef een heil hok vol poeten (Nieuw Schoonebeek)
- pokkel: Hij hef de pokkel vol schulden, ...draank (Roswinkel)
- pokkel: Zij scheldt menaar de pokkel weer vol
- pongel: Een pong is een zak vol meel en een pongel is een zak, die niet vol is (Eext)
- pongel: Een pongel was een zak vol meel, een pongeltie was een klein beetie (Erica)
- ponse: Hij har de ponse goud vol (Barger Compascuum)