U zocht voorbeeldzinnen met daarin "man"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 241 - 260 van 500
- haatdragend: Aj het bij die man ien keer verbruid hebt, kunj het niet weer goedmaken, want hij is slim haatdragen (Broekhuizen)
- haats: Die man blef mar haats, wat moej daor non toch an doen? (Oosterhesselen)
- hakmakken: Hol dat hakkemakken tuug man wat op de ruumte
- halfkan: Dou mie man een halfkan melk (Barger Compascuum)
- halfriep: De appels kanst doe nich eten, dei bunt nog man halfriep (Barger Oosterveld)
- ham I: Dou mie man een ons ham
- hamer I: De man met de haomer is ok weer gangs in mien kop (Eext)
- handel: Die man is kwaod in de handel
- handelbaar: Die man is handelbaor, hij het altied wat te koop (Roderwolde)
- handwark: Het is wal duur, man het is ok handwark (Nieuw Schoonebeek)
- handzem: Die neie buurman is een heel handzeme man (Hijken)
- hanig: Man, doe toch niet zo hanig (Klazienaveen)
- haolketten: Een ketel kun an een haolketten hangen, man ok an een haoliezer, het lag der man an wat of der bie j (Barger Compascuum)
- haor I: 't Haor siert de vrouw en kleren maken de man (Valthermond)
- haorbried: Der scheelde man een hoorbreid, ...hoorbredte an (Barger Oosterveld)
- haorstukkien: Hij is nog nich kaal, man hij hef wal een hoorstukkien (Barger Oosterveld)
- harksel: Dou dat harksel man op de krooie (Barger Compascuum)
- hart I: Die man hef een harte van gold (Dwingelo)
- hartkwaol: Die man hef een hartkwaol, de pomp is niet goed (Sleen)
- haveloos: Man, loop der toch niet altied zo haeveloos bij (Diever)