U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hum"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 221 - 240 van 500
- beköstern: Hij beköstert hum zölf wat (Zuidwolde)
- bekrunen: Hij kan det wel kopen, hij hoeft hum niet um geld te bekreunen (Ruinerwold)
- beledigen: Hij hef mij beledigd, mar ik zal het hum niet kwalijk nemen (De Wijk)
- beleven: Ze kan mit hum nog wat beleven! (Wapse)
- belonen: Ze hebt hum der
- bemoggeln: Hij hef hum de heile boudel bemaggeld en besmeerd (Barger Oosterveld)
- bemuial: Een bemuial, die bemuit hum overal mit, ook as hij er niks mit hef te maken (Wapserveen)
- bemuiziek: Het is een bemuiziek kèreltien, laot hum mor bij zien iegen blieven (Sleen)
- ben: Ie kunt hum verkopen as mit een ei in de benne (Nijeveen)
- benaodielen: Door hef hij hum aordig mit benaodeild, dat hij zuch terugtrokken hef (Barger Compascuum)
- benuming: Het lag hum wal hoge dat hij die benuming niet kregen harre (Beilen)
- bepaold: Hij was er op bepaold dat wij bij hum op verjaordag kwamen (Uffelte)
- bepinkstern: Ze hebt hum met de kermis nogal bepinksterd (Beilen)
- beproten: As ze hum niet bepraot hadden, har hij hum vast de harsens inhouwen (Eexterveen)
- beraomen II: As ik hum beraomen kan, krig e laiter (Zuidlaren)
- bereppen: Wij moet hum nog bereppen
- berieken: Ie kunt die man nooit berieken. Aj hum neudig bint, moej hum in de vlucht scheten (Wapse)
- beroep: Hij hef een beroep op mij daone of ik hum ook kun helpen (Nijeveen)
- beroepen: Hij is te wied weg, ik kan hum niet beroepen (Hoogeveen)
- beroven: Zie hebt hum van al zien geld beroofd (Barger Oosterveld)