U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wal"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 181 - 200 van 500
- blasterig: Ie kunden wal zien dat e niet goed was, hij zag er zo blasterig oet (Padhuis)
- blauw: Doe kanst die wal blauw zuiken en dan vindst nog niks (Barger Oosterveld)
- blok: Wij begonden gewoon te spitten of te stikken. Het wörde an blokken steuken, die op de wal egooid wÃ
- blokwoning: Der bint wal blokwonings, woor as het slim hèurig is (Hijken)
- boeiend: Het is een hiel boeiend boek, ij kunt het wal van mij lienen (Sleen)
- boekriem: Hij mot de boekreime wal even anhalen, anders redt hij het nich
- boekweitenzommer: Wij kriegt vast nog wal een boekweitenzummerie (Borger)
- boerenkomof: Hij is van boerenkomof en dat wil e ok wal weiten (Barger Compascuum)
- boerpot: Dat kuj wal oet de boerpot betalen (Sleen)
- boetendarper: Wij kent dat mèensch niet, het zal wal een boetendarper wezen (Oosterhesselen)
- bolt I: Hèze de bolt wal in de evender daon? (Padhuis)
- bolt II: Ik spreek wal wat bolt, mor de kinder zint er niet bang veur (Sleen)
- bolt II: Dat is wal een bolte oetspraok, diej daor doet (Valthe)
- bonker(d): Den bonkerd kan de ploeg wal trekken (Stieltjeskanaal)
- bonnensoep: In bonensoep heurt wal vleis en spek (Barger Oosterveld)
- bons: Hij wol dat wicht wal, man zij hef hum de bons geven (Barger Oosterveld)
- bont II: Dat kind hef wal een bont klied an (Padhuis)
- bontmantel: Bontmaantels bint mooi, maar het is wal duur (Beilen)
- boog: Hij hef nog wal meer pielen op zien boge (Barger Oosterveld)
- börg I: den een groot hoes, het leek wal een börcht (Beilen)