U zocht voorbeeldzinnen met daarin "volk"
Resultaten 181 - 200 van 292
- reisbaor: Dat is reisbaor volk, die trekt overal hen (Balloo)
- reisbaor: Woonwaegenlui bint een reisbaor, ...reisber volk (Dwingelo)
- reislustig: Dat is arg reislustig volk (Geesbrug)
- remoerig: Mit Dwingelder maark wordt het volk tegen het ende van de middag wat remoerig, ...rumoerig (Dwingelo)
- rest: Wat een volk en ook een rest magies (Fluitenberg)
- riegeln I: Even leden was het hier nog stil, noou riegelt het volk der langs (Eext)
- riegeln I: Het volk riegelde hen Roldermark (Ekehaar)
- riever: Wij waarkten met elf zwao volk of 33 man, boeten een hokker en een paor rievers
- rinkeldekinkel: Rinkeldekinkel, volk in de winkel
- roep: Hael die roepe van oe ies binnen, der komp volk an (Dwingelo)
- roepen: Moet wij der nog meer volk bij rooupen (Anloo)
- schal II: Wij hadden bij oes volk een porseleinen schalk (Odoorn)
- schelen: Schèelt oe nog mèer volk?
- schepen I: Oes volk hef vandage gien tied, zie meut eerappels schepen (Barger Oosterveld)
- schepersjong: Der was een boel volk, maar de meisten waren toch schepersjongs (Padhuis)
- scheuken: Hij scheukte net zo lange deur het volk, tot hij vlak veuran stun (Ruinerwold)
- schierigheid: Wai kriegt mörgen volk; nog even wat schierighaid maoken
- schorem I: Det is schorem van volk; daor meuj niet mit ummegaon (Pesse)
- schutekrooier: De schutekruler mus zorgen veur het volk en de neudige krulekaoren (Kerkenveld)
- singenet: Ik heb nog twei singenetten op de zolder staon; die bint nog van oenze volk (Ruinerwold)