U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lang"
Resultaten 181 - 200 van 280
- paosvuur: /Wi'j oes dat niet geven/Dan zuj niet lang mèer leven/Wi'j oes dat niet doen/Dan stop wij je de sch (Coevorden)
- pèerd: Pèerdties waren net zo lang as het bedde was en ze stunden op de vloeren
- pierig: Wat is dat een lang en pierig wicht (Emmen)
- pleistern: Waor hej zo lang zeten te pleistern? (Sleen)
- plukappel: Een kneusappel kan niet zo lang duren as een plukappel (Geesbrug)
- poes I: Dat is lang niet veur de poes
- pofferig I: Hij is lang niet goed, zöt er zo pofferig oet (Nieuw Dordrecht)
- punt I: Over dat punt bunt wie het nog lang nich mit 'nkander eins (Barger Oosterveld)
- ratelslag: Een ratelslag rommelt lang nao (Hooghalen)
- reischaaf: De reischaof is zu'n tachtig tot honderd centimeter lang (Eext)
- riebel: Het is lang niet in de riebel
- rikstok: De rikstokken waren te lang veur de waogen
- rink I: Ik zal der wal ies rink maank holden, want het is nog lang niet an kaant
- ritvliege: Ritvliegen zit mienst in het gres, as dat een beetien lang wordt; de biest zint er slim bang veur (Emmen)
- roe I: Een roe veen was 5m lang en 5 m bried (Geesbrug)
- romp: Het hoes is nog lang niet klaor, allèn de romp stait er nog mor (Eexterveen)
- rond I: Hij hef zo lang in het ronde drukt dat e te laat kwam
- rooiing: Het giet lang niet zoas ze wolden, het lop hielmaol oet de rooiing (Ekehaar)
- rooiing: Wij bint lang niet klaorkommen, wij bint aordig oet de rooiing scheuten (Sleen)
- ruufeulie: Lang leden braandden ze ruifeulie in de lamp (Eelde)