U zocht voorbeeldzinnen met daarin "raand"
Resultaten 1 - 20 van 42
- bereurselpot: Ze had een rok mit een mooie raand, net as an een bereurselpot (Ruinerwold)
- duker: De raand in dizze kaast moej even met een dukerie vaastdrukken
- geitegiertien: zo'n pettien mit een stieve, opstaonde raand, die zo mooi bol bleven staon en die wij spottend naor
- Grieks: Griekse raand
- haand: raand
- kalken II: Hie zit altied op de raand van de kraante te kalken (Balloo)
- klotse: Een klotse, dat was een soort baret met een stieve raand (Pesse)
- loege: Een loege is een muurtie van torf op de raand van de bok of het schip (Hoogeveen)
- nust: De kinder zit almaol op de raand van het nustien
- oetkuppen: Dit dak hef een oetgekupte raand bij de windveren (Eext)
- oetscharpen: Eeven de klompen wat uutscharpen dat die raand wat ronder wordt (Hollandscheveld)
- pispot: Kwart over de raand van de pispot (De Wijk)
- pot: De pot was het figuur op de raand van de kanten mus, de potmus (Sleen)
- raand: Hie kan net over de raand van de underbaander kieken (Sleen)
- raand: De raand van de hoed muut van achtern opstaon (Kerkenveld)
- raand: Hij woont an de raand van het bos (Buinen)
- raand: De raand van de sloot is in ereept (Diever)
- raand: Ie hebt gien mooie raand an het pepier
- raand: Hij kun gien kaant of raand oet
- raand: veur de raand