U zocht voorbeeldzinnen met daarin "laat"
Resultaten 1 - 20 van 50
- achternao-eten: Hij komt laat in hoes en dan mot hij iedere keer achternao-eten (Barger Oosterveld)
- achteroetgaon: Hetis al laat, mij dunkt, wij gaot zachies achteroet (Oosterhesselen)
- achteroffien: Annie ... stund lèst op een aovend toch nog mor laat op het achteroffien te vrijen
- anankern: Wat komt ze laat weer, zie zult wal argens anankern (Oosterhesselen)
- arfelijk: Hij is ieuwig en arfelijk te laat (Sleen)
- bezörgd: De kinder kwamen zo laat weer, wij meuken oes aordig bezörgd (Borger)
- deurlopen I: Jongs deurlopen, aans koj te laat (Oosterhesselen)
- drieten: Hooi, hooi driet/ De wereld is zo wied/Beur op je staart/Laat vallen je flaart/Hooi, hooi driet
- flink II: Kiender, dan meuj flink deurlopen, aans koj te laat in huus (Hollandscheveld)
- gaper(d): Dat is ok een mooie gaperd, die is ok weer laat op bedde komen vannacht (Klazienaveen)
- gedruk: Deur al zien gedruk kwam hij te laat in de karke (Nieuw Schoonebeek)
- gèern: Het is nou wèer laat genog, wij wilt gèern hen bedde (Hijken)
- hangerig: Ik was laat op bedde kommen en ik was der hangerig van (Padhuis)
- haosten: Je moet je wal haosten, aans koj te laat bij de bus (Borger)
- ieuwig: Die kwam ieuwig en altied te laat (Borger)
- knienenvoor: Het is al laat en ik mot nog hen knienevouer plukken (Barger Oosterveld)
- kommen: Non moej mörgen niet zo laat kommen (Oosterhesselen)
- leverij: Zie waren te laat met die leverij (Sleen)
- Mateigien: hoe laat is het?
- Mateigien: hoe laat is het?