U zocht voorbeeldzinnen met daarin "golden"
Resultaten 1 - 20 van 52
- aap: Al drag een aap een golden ring, het is en blef een lelijk ding (Zweelo)
- angaon II: Het gung in vrogger jaoren niet an dat een arbeidersvrouw met een golden ooriezer leup (Borger)
- ankiek: Mit heur golden ooriezer hadde ze veule ankiek (Vledder)
- barg I: Die kèrel belooft je golden bargen (Valthe)
- bel I: Zij har golden bellen in de oren (Barger Oosterveld)
- belienen II: Je kunt altied die golden ring beleeinen (Balloo)
- bengel: Zij hef golden bengelies in de oren
- broed I: De broed hef een golden ooriezer op met nog een huudtien der op (Padhuis)
- dak: Hij hef een golden dak op het hoes (Hijken)
- Geesienmu: het golden ooriezer op (Eexterveen)
- golden I: Zij kreeg bij het slagen een golden alozie (Sleen)
- golden I: Hij hef daor een golden tied ehad
- golden I: Een golden gat
- golden I: Hij meint dat e een golden kont hef
- golden I: Dat is iene met een golden gat
- golden I: Die hef een golden dak op het hoes
- golden I: Zij hebt hum golden bargen beloofd
- golden I: Het golden kalf anbidden (Ruinerwold)
- golden I: Hij hef de kippe mit de golden eier eslacht (Meppel)
- golden I: het golden kalf eslaacht (Dwingelo)