woepster(d) -s, de, Zuidoost-Drenthe
  1. groot, grof persoon of ding

    Wat een dikke woepsters van eerappels (Barger Oosterveld)

    Wat een gedrèeide kerel, een woepster van een vent (Emmen)

    Zie ook:
  2. persoon, die zijn werk uitstekend verstaat

    Hij was een woepster van een mèeier

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...