vlochtig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Spellingvarianten als bij: vlocht

  1. vluchtig

    Ik heb het maar èven vlochtig eziene (Hollandscheveld)

    Even vluchtig aargens naor kieken (Diever)

    Wie hebben even vluchtig met mekaor proot (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. schrikachtig, wat nerveus (zoz, md, zwz), maar ook: mooi(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dat pèerd kik wat vlochtig. Dan is e wat wild, kop in de locht, mor ok schuw. Dat zit in het karakt (Sleen)

    Zie ook:
  3. met grote spanwijdte

    Die koe hef vluchtige horens

    De horens staot vluchtig (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...