vlechten overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak

Ook: vlichten

  1. vlechten

    Hij hef het kind een rammelaar vlöchten van pitriet (Padhuis)

    Hie vlechde een koord veur versiering an het schot (Eext)

    De maagies hebt een kraans van meizuverties evlöchten (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...