verlössing -s, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: verlossing (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), verlussing (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. verlossing

    Ik vuul het as een verlössing, da'k èven naor buten kan (Ruinerwold)

    Aj neusdruppen nimt, dat gef aordig verlössing (Sleen)

    Zie ook:
  2. bevalling

    De verlössing is goed verlopen (Padhuis)

    Het was een zwaore verlössing (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...