vadsig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: vadserig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. vadsig, dik

    Wat zut hij der vadsig oet! (Nieuw Schoonebeek)

    Wat een dikke vadsige kerel! (Drouwen)

    Hij kreg een dikke vadsige kop (Westerbork)

    fatterig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...