toedrèeien overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. naar iem. toedraaien

    Gao ies rechtzitten. IJ moet hum niet aal de rugge toedrèeien (Nieuw Dordrecht)

    Dat mèensk zal je vast de kont toedreien, aj heur rooupt (Eext)

    Zie ook:
  2. dichtdraaien, dichtdoen(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Drèeit de deure ies toe (Meppel)

    Dreei de kraan even toe (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...