teks I de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: taks

  1. vastgestelde hoeveelheid, portie

    Hij is niet an zien taks komen (Hoogeveen)

    Hij nemp 's aovends twee börreldies, dat is zien taks (Havelte)

    Hier hej je taks, daor moej het met doen (Stieltjeskanaal)

    De koenen beult nog, mor zie hebt heur teks wal had (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...