störmen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. stormen

    Het hef vannacht geweldig störmd (Beilen)

    Zie ook:
  2. Hie störmde recht op mij an (Ruinerwold)

    Bij die meinsen kan het antmit aordig stormen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...